Bisschop Hamer was een missionaris bisschop afkomstig uit Nijmegen. Hij is geboren op 21 augustus 1840 in de Molenstraat 122. Een ingemetselde gedenksteen herinnert daar nog aan en overleden op 25 juli 1925.
Na zijn opleiding ontving Ferdinand Hubertus Hamer op 10 augustus 1864 zijn priesterwijding in Utrecht. Hamer sloot zich aan bij de Congregatie van het Onbevlekt Hart van Maria, alias de scheutisten. In augustus 1865 vertrok hij met de eerste groep scheutisten naar Binnen-Mongolië.
Op 27 oktober 1878 werd hij ingezegend als bisschop. Zijn zetel stond in de hoofdstad van de provincie Gansu, Togtho.
In 1900 bereikte de Bokseropstand dit gedeelte van Mongolië. Hamer werd met drie priesters gevangengenomen in zijn eigen kerk te Togtho. Hij werd dagenlang onderworpen aan marteling, berecht en ten slotte levend verbrand.
Na zijn dood is er geprobeerd om hem als martelaar zalig en heilig verklaard te krijgen maar dat is niet gelukt. Wel krijgt hij in zijn geboortestad een straatnaam een standbeeld en een studiehuis, het Bisschop Hamerhuis.
