De sociale kwestie, ook wel het arbeidersvraagstuk genoemd, kwam op in de 19e eeuw als gevolg van de industriële revolutie. Onder de sociale kwestie vallen de slechte woon- en arbeidsomstandigheden, vrouwen- en kinderarbeid, hongerlonen en massale werkloosheid.
In 1886-1887 werd in Nederland een parlementaire enquête gehouden naar de toestand in fabrieken en werkplaatsen. Er werd ook onderzoek gedaan naar de werking van de Kinderwet van Van Houten. Deze 'Arbeidsenquête' kon wegens ontbinding van de Kamer niet voltooid worden, maar door de verhoren werden wel vele misstanden aan het licht gebracht. De enquête gaf mede de aanzet tot de Arbeidswet van 1889. Gemeentes kregen van de overheid de opdracht te inventariseren hoe de arbeidsomstandigheden in fabrieken in hun gemeente waren. Om dat te achterhalen heeft de gemeente Nijmegen brieven gestuurd naar de fabriekseigenaren in Nijmegen. Het ging bij deze inventarisatie o.a. over de vraag hoeveel werklieden er op de fabrieken werkten en de hoogte van het loon. Daarnaast werd de fabrieksbazen ook gevraagd aan te geven hoeveel van de medewerkers jonger dan 16 jaar waren om zo te kunnen kijken naar de werking van de wet op de kinderarbeid uit 1874.