In een brief van Hendrik VII uit 1230 kreeg Nijmegen in het Roomse rijk stadsrechten en daarmee dezelfde tolvrijheden als Aken. In deze gunstbrief uit 1257 van Roomse koning Richard werden de verleende privileges en tolvrijheden van Nijmegen, die in 1230 uitgereikt waren, bevestigd. Nijmegenaren mochten hierna zonder afpersing tollen passeren.
Herkomst
Datering |
1257 |
Collectie |
Oud Archief Nijmegen |
Organisatie |
|
Nummer |
528 |
Link |
https://hdl.handle.net/21.12122/16401577 |
Gerelateerde thema's
Trefwoorden
Beschikbare tools
Overzicht van alle transcripties
Overzicht van bron(nen) op de kaart
Tolvrijheden
Richard, door Gods genade Roomse-Koning, vermeerder des Rijks, aan alle getrouwe van het Heilige Roomse Rijk, die deze zullen lezen, genade en alle goeds.
Wij hebben gezien, dat de brief van Hendrik VII, Roomse-Koning, onze voorzaat, zodanige inhoud van woord tot woord bevat. Wij Hendrik VII, door Gods genade
Roomse-Koning, en vermeerder des Rijks, zijn, na onze bescheidenheid, gehouden aan al onze trouwe onderdanen op haar rechtmatig verzoek gunstig gehoor te verlenen,
en indien zij met de redelijkheid tezamen stemmen, moeten wij hun op de wijze van onze heilige voorouders gewone genade niet afwijzen: Daarom willen wij, dat dit
tot kennis van allen komt: Nadien onze getrouwe burgers van Nijmegen, ons nederig verzocht hebben, dat wij hun en hun Stad wilden begunstigen, en zodanige rechten en vrijheden toestaan, als de Stad Aken,
en andere steden van het Rijk, van onze voorouders, zo Koningen als Keizers, mede bevoorrecht zijn, met toestemming verzekerde, dat zulks ons en ons Rijk tot
geen gering voordeel, en eer zal verstrekken: Zo hebben wij met rijpen rade van onze bijzondere vrienden goedgevonden haar verzoek toe te staan; gelijk wij door ons
Koninklijk gezag aan de voornoemde burgers alle rechten en vrijheden toestaan, en schenken voor altijd, en dat zij zonder enige afpersing van
Tolvrij met hare goederen, ’t zij te land of te water door ons gehele Rijk mogen passeren: daar nevens haar volle gunst bewijzende, dat ze tot hare
Mede-burgers mogen aannemen, alwie zich naar hare Stad zouden willen begeven: daarom is het, dat wij onder behoud van onze genade wel sterk gebieden en bevelen,
dat niemand door stout bestaan vervoerd onderneme onze Burgers van Nijmegen, of die zich vervoegd hebben, te bezwaren of moeilijk te vallen, ofte enige schatting af te persen
het welk, indien iemand onderstaat te doen, die zal moeten weten dat hij de grote ongenade van onze Majesteit op zijn hals gehaald zal hebben: Daarom hebben wij tot meerder blijk en zekerheid dit
blad laten schrijven, met het Zegel van onze Hoogheid en onze voornoemde Burgers aanbieden. De getuigen zijn deze: de eerwaardige Abt van S. Gal; Coenraad van