Tijdvak 9 tot en met 10: 1900-2000
Nijmegen behoorde tot de zwaarst door oorlogsgeweld getroffen steden van Nederland. Vooral door het bombardement van 22 februari 1944, de gevechten bij de bevrijding van de stad in september 1944 en de maanden daarna toen de stad in de frontlinie lag. Ruim 2200 Nijmegenaren kwamen om het leven. De schade was enorm, met name in het centrum. Vernield of zwaar beschadigd werden ruim drieduizend woningen, vierhonderd winkels, vijftig horecapanden, zeven kerken, vier bioscopen, twee bankgebouwen en het station. Van het stadhuis resteerden alleen nog de zwartgeblakerde buitenmuren.
Het wederopbouwplan kwam tussen 1944 en 1947 tot stand. De moeilijke keuze tussen een historiserende aanpak (een nostalgisch en traditioneel stadsbeeld) en een modernistische (een open modern stadsbeeld) leidde uiteindelijk tot een compromis. Zwaar getroffen gebouwen uit het verleden, zoals het stadhuis en de Stevenskerk, werden gerestaureerd. Het oude stratenplan bleef goeddeels gehandhaafd, maar werd wel doelmatiger, met meer pleinen (Plein 1944 bijvoorbeeld) en brede straten. Zo werden de Bloemerstraat en de Augustijnenstraat verbreed en gaf de sloop van de – grotendeels middeleeuwse Broerstraatkerk ruimte voor de verbreding van de Broerstraat. Vrij baan dus voor de auto.
De gemeenteraad keurde de wederopbouwplannen goed in 1947. De vergunning van rijkswege, cruciaal onder meer voor de financiering liet nog enkele jaren op zich wachten. Pas daarna kreeg de wederopbouw echt vaart. De stad leefde en bruiste van de bouwactiviteiten. De vernieuwingsdrang was overal zichtbaar, zelfs tastbaar. Van een gewonde stad werd een gezonde stad gemaakt.
De vreugde bij de viering van de ‘voltooiing’ van de wederopbouw in 1956 was begrijpelijk, maar deed geen recht aan de werkelijkheid. Vele grootscheepse wijzigingen moesten nog volgen, zoals de bouw van de HEMA, de stadsschouwburg en de aanleg van de tunnel onder het station.