Tijdvak 9: 1900-1950
In de jaren 1920 waren katholieken en niet-katholieken het oneens over de vraag of er een Katholieke Universiteit in Nijmegen moest komen. In 1923 werd hierover gestemd in de gemeenteraad. Zestien katholieken stemden vóór, vijftien niet-katholieken tegen. Nijmegen kreeg een universiteit, nu bekend als de Radboud Universiteit. De komst van de universiteit werd op 17 oktober 1923 uitbundig gevierd op het Keizer Karelplein. Daar verzamelde zich een grote menigte om een lange stoet hoogleraren in toga en andere hoge ambtenaren langs te zien komen.
In het begin was de universiteit klein: tot de Tweede Wereldoorlog waren er 500 studenten, allemaal van goede komaf. In de jaren daarop werd de universiteit uitgebreid. De bevolking groeide en de universiteit werd voor steeds meer mensen toegankelijk. Hierdoor steeg het aantal studenten enorm. De bestuursgebouwen en collegezalen lagen destijds nog verspreid door de stad.
De universiteit bleef groeien en het werd steeds onhandiger dat de universiteitsgebouwen over het hele stadscentrum verspreid waren. Landgoed Heyendaal werd aangekocht en zo kreeg de universiteit een eigen campus. In 1951 verhuisde ook de faculteit Geneeskunde naar de campus en later volgden ook de andere faculteiten. Doordat alle universiteitsgebouwen nu dichter bij elkaar lagen was er veel meer ruimte voor samenwerking. Met ruim 17.000 studenten is Nijmegen tegenwoordig een echte studentenstad.